Beste leden,
In navolging van ons ledenbericht van 21 december 2021 willen we jullie graag onderstaande bijkomende informatie bezorgen aangaande de omvorming van de Federale bijdragen en accijnzen naar een bijzondere accijns. FEBEG, ODE, EDORA en COGEN Vlaanderen hebben intussen meer tijd gevraagd zodat bedrijven en personen met eigenverbruik zich in regel kunnen stellen met het aanvragen van hun vergunning.
Meer informatie over dit onderwerp vindt u op de website van het Nationaal Forum en de FAQ's over dit onderwerp van het nationaal forum.
Moesten er nog vragen zijn, aarzel niet om ons te contacteren via beleid@cogenvlaanderen.be.
Met vriendelijke groeten,
Hans Vandersyppe en
Het beleidsteam van COGEN Vlaanderen
Inleiding
Tot eind 2021 werden een aantal kosten die verbonden zijn aan het beleid binnen de vrijgemaakte energiemarkten gefinancierd via de Federale Bijdrage op Elektriciteit en Aardgas en federale Elia toeslagen. De regering wil deze kosten vanaf 1 januari 2022 financieren via de algemene begroting vanuit opbrengsten uit accijnzen. Dit betekent dat er een ontkoppeling komt tussen de hoogte van de accijnzen en te financieren kosten. Dit gebeurt via aan wijziging van artikelen 419 – 429 van de programmawet van 27 december 2004. De nieuwe gecosolideerde versie van deze artikelen kunt u hier consulteren.
Voor WKK op basis van aardgas zijn er aandachtspunten aangezien enkele nultarieven op eigengebruik van elektriciteit niet langer gelden en vervangen zijn door een vrijstelling op de accijns indien het gaat over hernieuwbare energiebronnen (art 429 §2 b) of elektriciteit uit een kwalitatieve WKK (art 429 §2 d):
- Het aardgas dat gebruik wordt in een WKK of elektriciteitscentrale (motorbrandstof of motorbrandstof voor industriële en commerciële doelstellingen) blijft volgens Art 419 i ) i) en ii) een nultarief krijgen voor “accijns”, de “bijzondere accijns” en de “bijdrage op energie” (was reeds zo). In artikel 419 i) iii) (aardgas als verwarmingsbrandstof) komt een “bijzondere accijns” die niet langer het nultarief heeft. Merk op : Artikel 429 §2 c) kent op dit aardgas bovendien een vrijstelling toe (mocht het nultarief gewijzigd worden);
- Op elektriciteit wordt de “bijzondere accijns” overeenkomstig art 419 k) herzien. Deze kende vroeger een nultarief, ongeacht deze elektriciteit via het net (ongeacht de spanning) kwam of lokaal (achter het aansluitingspunt) opgewekt werd;
- Op elektriciteit die geleverd werd aan een eindgebruiker met aansluiting op een distributienet met spanning boven 1kV blijft een nultarief kennen voor de “bijdrage op energie”. Elektriciteit geleverd op een distributie lager dan 1 kV blijft een “bijdrage op energie” van 1.9261 €/MWh verschuldigd;
- Artikel 429 §2 b) stelt een vrijstelling op de accijnzen indien de elektriciteit lokaal opgewekt werd vanuit hernieuwbare energiebronnen (wind, zon,…) of brandstofcellen;
- Artikel 429 §2 d) stelt een vrijstelling op de accijnzen indien de elektriciteit lokaal opgewekt werd door kwalitatieve WKK;
- Elektriciteit die lokaal opgewekt en verbruikt werd uit een niet-kwalitatieve WKK, is de nieuwe bijzondere accijns verschuldigd (was vroeger nultarief). Merk op : artikel 424 §2 zorgt ervoor dat er voor dergelijke productie geen cumul is van de accijnzen op aardgas en accijnzen op de lokaal geproduceerde elektriciteit voor eigengebruik;
- Artikel 429 §3 geeft bijkomende vrijstellingen aan accijnzen op aardgas die in de landbouwsector gebruikt worden.
Vergunning "energieproducten en elektriciteit"
Bedrijven die vrijgestelde activiteiten uitoefenen die zijn aangesloten op het transport of distributienet van elektriciteit en waarvan de nominale spanning groter is dan 1 kV, genoten tot eind december 2021 zonder formaliteiten of aanvraag van een nultarief. Vanaf 1 januari 2022 gelden er nieuwe accijnstarieven, en moeten zij houder zijn van een vergunning "energieproducten en elektriciteit" van het type Eindgebruiker om te kunnen genieten van een vrijstelling voor de bijzondere accijns. Om te kunnen genieten van de vrijstelling vanaf de inwerkingtreding van de wet, namelijk 1 januari 2022 moet het volledige dossier van de vergunningsaanvraag ingediend worden vóór 31 december 2021. Na ontvangst van het volledige dossier wordt een voorlopige vergunning afgegeven Deze voorlopige vergunning dient na een audit te worden bevestigd.
De verplichting om een vergunning “energieproducten en elektriciteit” van het type Eindgebruiker aan te vragen is niet nieuw maar had wellicht niet de juiste prioriteit gezien het nultarief.
Uitzonderlijk kunnen dossiers van vergunningsaanvragen, op voorwaarde dat ze vóór 20 januari 2022 worden ingediend en volledig zijn , een administratieve tolerantie genieten. Deze administratieve tolerantie bestaat uit:
- Het verlenen van de vrijstelling voorzien vanaf 01/01/2022;
- Een zekere soepelheid bij het beheer van aangiften, namelijk dat eventuele onregelmatigheden in verband met het gebruik van voorlopige vergunningen worden opgemerkt, maar niet worden bestraft, behalve in geval van fraude
Na 20 januari 2022 wordt de gebruikelijke procedure toegepast en wordt er geen administratieve tolerantie meer verleend.
Bijkomende informatie:
Vergunningen:
Op vandaag genieten bedrijven die vrijgestelde activiteiten uitoefenen die zijn aangesloten op het transport- of distributienet van elektriciteit en waarvan de nominale spanning groter is dan 1 kV een nultarief voor de toepassing van de bijdrage op de energie. Het betreft een nultarief en niet een vrijstelling, en dus kan dit zonder het vervullen formaliteiten (geen aanvraag voor een Vergunning nodig). Voor wat betreft de toepassing van de Bijdrage op de Energie zijn er dan ook geen wijzigingen.
Wel nieuw is dat deze eindgebruikers vanaf 01/01/2022 moeten houder zijn van een Vergunning "energieproducten en elektriciteit" om te kunnen genieten van een vrijstelling voor de Bijzondere Accijns overeenkomstig art 429 van de Programmawet van 27/12/2004 zoals bvb elektrolytisch procedés, energieproducten met duaal gebruik, mineralogische procedés, metallurgische procedés,…. De energieleverancier kan enkel een vrijstelling toekennen indien een Vergunning voorhanden is. De betrokken bedrijven die vanaf 1/1/2022 aanspraak wensen te maken op een vrijstelling van de Bijzondere Accijns dienen dus zo snel mogelijk een Vergunningsaanvraag in te dienen.
In het kader van de toepassing van de Bijzondere Accijns zijn er dus nieuwe Vergunningen te verwachten (vb. industriële klanten die op vandaag genieten van een nultarief voor de Bijdrage op de Energie >1kV en dus nooit eerder een Vergunning voor een vrijstelling hadden aangevraagd). Evenwel zal dit niet gelden voor alle bedrijven, daar veel bedrijven reeds zullen beschikken over een Vergunning voor de toepassing van de bijdrage op de energie op basis van bijzonder gebruik van energie (vb mineralogische procedés, WKK, …).
Bedrijven die kunnen aanspraak maken op een Vergunning dienen dit aan te vragen via de gebruikelijke manier. De vergunningsaanvraag moet worden ingediend bij de betrokken dienst voor Vergunningen (afhankelijk van de regio van de klant). Bij het Aanvraagformulier dient het volledige dossier te worden bijgevoegd die justifieert recht te hebben op de vrijstelling. De aanvraagformuleren zijn terug te vinden via volgende link: https://financien.belgium.be/nl/douane_accijnzen/ondernemingen/accijnzen/aanvraagformulieren#q2.
Om te kunnen genieten van een vrijstelling (overeenkomstig art 429 van de Programmawet van 27/12/2004) moeten alle voorwaarden zijn voldaan. Een toelichting en het formulier van de dienst Douane en Accijnzen is terug te vinden via volgende link: https://financien.belgium.be/sites/default/files/Customs/Ondernemingen/Accijnzen/Aanvraagformulieren...
Programmawet van 27/12/2021
(gepubliceerd in Belgisch Staatsblad op 31/12/2021):
In het kort zijn de wijzigingen (art. 38 - art. 44) als volgt samen te vatten:
- De federale Bijdrage op elektriciteit en aardgas en de federale ELIA-toeslagen worden vanaf 2022 op nul gezet (verbruiken vanaf 1/1/2022). Het gaat om de ODV’s mbt de offshore toeslag (in 2021 = 11,6852 euro/MWh), de toeslag kabel offshore (in 2021 = 0,084 euro/MWh), de toeslag strategische reserve (in 2021 = 0,051 Euro/MWh), de toeslag CRM, de federale bijdrage op aardgas (in 2021= 0,6482 euro/MWh) en de federale bijdrage op elektriciteit (in 2021 = 3,47 euro/MWh) die niet langer worden geïnd via de nettarieven, maar nu terecht komen in de algemene begrotingsmiddelen;
- Er zijn geen wijziging aan de toepassing van de Bijdrage op de Energie (de reeds bestaande accijns op aardgas en elektriciteit). Deze blijft zoals ze is;
- Er komt een nieuwe “Bijzondere Accijns” op gas en elektriciteit voor verbruiken vanaf 1/1/2022 en vastgesteld per verbruiksschijf. De opbrengst dient voor (1), maar kan nu aangevuld worden met overige accijnsinkomsten (ontvangsten uit het accijnsrecht op gasolie of indien dit niet volstaat, bijkomende ontvangsten uit de bijzondere accijnsrechten op steenkool, cokes en bruinkool en tenslotte zelfs uit de opbrengsten van de vennootschapsbelasting);
- De bestaande regime van degressieve kortingen die worden toegepast voor de offshore toeslag, de federale bijdrage op elektriciteit en de federale bijdrage op aardgas wordt behouden in de tarieven voor de Bijzondere Accijns die worden aangerekend volgens staffels. Evenwel is het bestaande plafond (de aftopping) bedoeld voor de grotere verbruikers afgeschaft.
Koninklijk besluit van 27/12/2021
(gepubliceerd in Belgisch Staatsblad op 31/12/2021):
Hierin worden de modaliteiten voor de berekening van het jaarverbruik vastgelegd:
- De berekening van de bijzondere accijns gebruikt een degressief tarief per verbruiksschijf en wordt berekend op jaarbasis;
- De berekeningen zijn per afnamepunt en zijn gebaseerd obv de verbruiksgegevens zoals overgemaakt door de distributienetbeheerder;
- De berekeningen gelden per verbruikslocatie. Indien meerdere afnamepunten per eindafnemer op één verbruikslocatie in acht genomen worden dient men dit te attesteren volgens het model in de bijlage VII van het KB;
- Het invoegen van een definitie van verbruikslocatie gebeurt conform de huidige definitie in de Ewet en Gwet;
- Het jaarverbruik wordt bepaald op basis van de voortschrijdende jaarlijkse som van de afname (rollend venster), wat een overname is van de methodiek gebruikt voor de verminderingen (degressiviteit) van federale bijdrage en de toeslag GSC (offshore);
- Doorlopende levering voor een periode korter/langer dan een jaar -> verbruiksschijven toe te passen naar evenredigheid en dus te verhogen/verlagen zodat het jaarverbruik wordt berekend als de voortschrijdende jaarlijkse som van de afnamen op de aansluiting;
- Definitie van de voortschrijdende jaarlijkse som van de afname:
- Levering via een aansluiting op net met afrekeningsfacturen op maandbasis: de afname van de laatste twaalf maanden op de aansluiting, desgevallend lineaire extrapolatie tot 12 maanden obv van de beschikbare meest recente gegevens;
- Levering via een aansluiting op het net met afrekeningsfacturen op jaarbasis: de afnamen bepaald obv de beschikbare verbruiksgegevens op de aansluiting over de twaalf maanden die voorafgaan aan de einddatum van de periode waarop de factuur betrekking heeft, indien nodig geëxtrapoleerd adhv beschikbare verbruiksprofielen;
- Levering via een directe lijn tijdens de afname van de laatste twaalf maanden. Zijn de gegevens niet volledig beschikbaar wordt een lineaire extrapolatie tot 12 maanden toegepast, op basis van de meest recente gegevens. Noteer dat de programmawet voorziet in een vrijstelling voor de levering via een directe lijn voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en uit kwalitatieve WKK. Deze is dus niet langer meer beperkt tot eigen gebruik;
- Indien een gedeelte van het verbruik kan genieten van een vrijstelling wordt de voortschrijdende jaarlijkse som met een naar verhouding zelfde gedeelte verminderd. Volgens eenzelfde methodiek wordt dit jaaarverbruik naar evenredigheid toegepast op het niet-vrijgestelde volume.
- Ingeval van tariefwijzigingen: voor de berekening van de accijnzen wordt het verbruik gesplitst over de tariefperioden, indien nodig aan de hand van de vastgelegde verbruiksprofielen;
- Ingeval een entiteit elektriciteit produceert voor eigen gebruik en niet vrijgesteld cfr art 414§2 of 429 van de Programmawet 27/12/2004; de accijns wordt berekenend op productie van elektriciteit voor eigen gebruik conform de levering via directe lijn (dus conform art 2,7§3° van het KB).
Circulaire 2020/C/120 betreffende energieproducten en elektriciteit
(link naar circulaire op MINFIN):
Het luik XII. 9 gaat over eigen gebruik:
XII.9. Eigen gebruik
§ 250. Deze vrijstelling slaat enkel op elektriciteit.
XII.9.1. Elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen of uit brandstofcellen
(art. 429, § 2, b), W. 1; art. 39, K.B. 1)
§ 251. De vrijstelling is van toepassing op elektriciteit geproduceerd door een gebruiker voor zijn eigen gebruik:
- afkomstig van zon, wind, golven, getijden of aardwarmte;
- afkomstig van waterkracht, welke wordt opgewekt in waterkrachtcentrales;
- afkomstig van biomassa of van uit biomassa afkomstige producten;
- opgewekt uit brandstofcellen.
Particulieren genieten automatisch van deze vrijstelling.
De elektriciteit moet beantwoorden aan de wettelijke bepalingen inzake het verlenen van groenestroomcertificaten of worden opgewekt gebruik makend van warmtekrachtkoppeling (zie §§ 255 t/m 257 en 263).
§ 252. Onder “biomassa” wordt verstaan de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen uit de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en stedelijk afval.
§ 253. Een brandstofcel is een cel waarbij de productie van elektriciteit gebeurt door oxidatie op een elektrode van een reductor (bijvoorbeeld waterstof) gekoppeld aan de reductie op een andere elektrode van een oxidant, zoals zuurstof uit de lucht. De oxidatiereactie van waterstof wordt versneld door een katalysator waarvoor over het algemeen platina wordt gebruikt. Deze techniek kan worden gebruikt voor warmtekrachtkoppeling.
Brandstofcellen kunnen gebruikt worden voor de elektrische aandrijving van automotoren.
§ 254. Waterstof gebruikt als brandstof voor dit type van cel is niet belastbaar (zie § 69).
§ 255. Groenestroomcertificaten zijn documenten die het bewijs vormen dat een producent een hoeveelheid elektriciteit heeft geproduceerd gebruik makend van hernieuwbare energiebronnen of van een hoogrendementswarmtekrachtkoppeling. Deze elektriciteit wordt dan beschouwd als “groen”. De certificering wordt aangetoond door een officiële goedkeuring afgegeven door de reguleringsinstanties van de elektriciteitsmarkt.
Deze reguleringsinstanties zijn:
- de VREG voor het Vlaams Gewest;
- de CWaPE voor het Waals Gewest;
- BRUGEL voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
§ 256. Het certificeren van de installaties is dus een voorwaarde voor het verkrijgen van de groenestroomcertificaten. De groenestroomcertificaten bevatten minstens informatie over de installatie, over de oorsprong van de hernieuwbare energie en over de periode binnen dewelke de vermelde hoeveelheid elektriciteit werd geproduceerd.
§ 257. Opgemerkt wordt dat er zowel in het Vlaams Gewest als in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een onderscheid wordt gemaakt tussen groene elektriciteit en hoogrendementswarmtekrachtkoppeling of kwaliteitswarmtekrachtkoppeling. In het Waals Gewest omvat het systeem van de groene elektriciteit mede de hoogrendementswarmtekrachtkoppeling.
Deze systemen zijn voorzien:
- op federaal niveau: bij het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen (B.S. van 23 augustus 2002);
- op het niveau van het Vlaams Gewest: bij het Decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid (B.S. 7 juli 2009);
- op het niveau van het Waals Gewest: bij het Decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt (B.S. van 1 mei 2001);
- op het niveau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij de Ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (B.S. van 17 november 2001).
§ 258. Iedere gebruiker die elektriciteit produceert voor zijn eigen gebruik geniet op deze elektriciteit van een onmiddellijke vrijstelling mits de geproduceerde elektriciteit in aanmerking komt voor groenestroomcertificaten.
XII.9.2. Elektriciteit opgewekt uit warmtekrachtkoppeling (andere dan brandstofcellen) (“output”)
(art. 424, § 2, 429, §2, d), 432, § 3, W. 1; art. 14 en 39, K.B. 1)
§ 259. Deze vrijstelling is van toepassing op elektriciteit die door een gebruiker voor zijn eigen gebruik wordt opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling, op voorwaarde dat de installaties milieuvriendelijk zijn.
Worden beschouwd als milieuvriendelijk, de installaties voor warmtekracht-koppeling met een hoog rendement die een besparing aan primaire energie verzekeren van minstens 10% in vergelijking met de referentiegegevens van de afzonderlijke productie van warmte en elektriciteit. Dit karakter wordt beschouwd als verworven, wanneer de gebruiker over een goedkeuring van de reguleringsinstantie beschikt (zie § 255, § 1).
Doch, het voorleggen van de goedkeuring door een reguleringsinstantie is niet de enige manier om aan te tonen dat een WKK-installatie milieuvriendelijk is. De eigenaar kan eveneens op basis van constructeurgegevens, referentierendementen, etc. aantonen dat zijn WKK‑installatie voldoet aan de voorwaarde inzake “milieuvriendelijk”.
Particulieren genieten automatisch van deze vrijstelling.
§ 260. Iedere gebruiker die elektriciteit produceert voor zijn eigen gebruik in een installatie die warmte en elektriciteit combineert, moet beschikken over een specifieke vergunning afgeleverd door de Administrateur-generaal die de vorm aanneemt van een vergunning “energieproducten en elektriciteit” van het type “eindgebruiker”;
Bovendien wordt elke entiteit die voor eigen gebruik elektriciteit produceert, beschouwd als “distributeur” (art. 424, § 2, W. 1).
Bijgevolg moet deze gebruiker tevens beschikken over een specifieke vergunning “energieproducten en elektriciteit” van het type ”distributeur van elektriciteit”, afgeleverd door de Administrateur-generaal (art. 14, K.B. 1).
§ 261. De aanvraag tot het bekomen van een dergelijke vergunning bevat een groot aantal verplicht in te vullen vakken (zie § 106).
De te gebruiken productcode is 8112.
De aanvraag voor een vergunning moet vergezeld gaan van een dossier dat enerzijds een beschrijving bevat van de aard van de gebruikte energie, een omschrijving van het productieproces en anderzijds van elk ander element dat toelaat om de aanvaarding van de aanvraag tot vrijstelling te beoordelen. Een kopie van de goedkeuring van de reguleringsinstantie (zie § 255, § 1) moet eveneens worden bijgevoegd.