Beste leden,
Op dit ogenblik is het VEKA gestart met een marktbevraging voor WKK-installaties. Deze bevraging sluit, naast de traditionele marktbevraging in het kader van de berekening van de bandingfactoren voor nieuwe projecten met startdatum 1 januari 2024, ook aan bij het dossier van de actualisatie van de bandingfactoren voor projecten met brandstofkosten en een startdatum vanaf 1 januari 2013.
De mogelijke invoering van deze actualisatie is opgenomen in Verzameldecreet IV van het Energiedecreet, dat door de Vlaamse Regering op 8 juli 2022 een eerste keer principieel werd goedgekeurd en inmiddels op 28 oktober 2022 definitief werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering (Bis-Nota aan de Vlaamse Regering, Ontwerpdecreet, Memorie van toelichting, Advies Raad van State). Aangezien het hier om een decreetswijziging gaat, begrijpen wij dat dit nu vervolgens door het Vlaams Parlement dient te worden goedgekeurd.
Het ontwerpdecreet vermeldt dat de actualisatie enkel zal plaatsvinden afhankelijk van:
“de opbrengst aan elektriciteit en overige kosten en/of opbrengsten van ingaande en uitgaande energetische stromen van het project, en indien van toepassing de berekende bandingfactor voor ofwel groenestroomcertificaten ofwel warmte-krachtcertificaten. De Vlaamse Regering kan bijkomende ingaande en uitgaande stromen vastleggen die beschouwd moeten worden in de berekening van de actualisatie van de onrendabele top.”
Eenmaal goedgekeurd dient de verdere methodologie voor de berekening van de actualisatie nog verder te worden uitgewerkt in het Energiebesluit. Zoals reeds aangegeven in een eerder ledenbericht volgen we deze ontwikkeling nauw op vanuit COGEN Vlaanderen, als ook in samenwerking met andere stakeholders. Zo werden er onder meer twee nota’s gecommuniceerd om onze bezorgdheden hierover mee te geven (zie ledenbericht van 15/11/2022):
- Nota Cogen Vlaanderen met betrekking tot WKK-installaties op basis van fossiele brandstoffen (link)
- Nota in samenwerking met bio-energieplatform (ODE), Biogas-E en Denuo (link)
Hieronder kan u enkele van onze opmerkingen terugvinden bij het eventueel gebruik van het ‘onrendabele top (OT)’-model voor de actualisatie en de randvoorwaarden zoals vermeld in het ontwerpdecreet (zie bovenstaand fragment):
- Het OT-model heeft een heel rudimentaire benadering om toekomstige waardes van elektriciteitsopbrengsten of brandstofkosten in te schatten (lineaire, doorgaans stijgende, evolutie). Het is onrealistisch (zelfs zinloos) om de huidige energieprijzen te gebruiken als basis om de waardes in de toekomst te voorspellen in het OT-model om dan tot een actualisatie te komen van een bandingfactor voor het komende jaar. Zelfs de manier waarop het OT-model de waardes voor het komende kalenderjaar tracht te bepalen, lijkt ons in de huidig marktcontext met hoge volatiliteit zeer onrealistisch. Bovendien wordt op verschillende manieren gezocht naar ingrepen in de marktwerking die mogelijks impact hebben op de tradingmarkten.
- Het OT-model houdt geen rekening met een correlatie tussen de brandstofkosten en contractueel vastgelegde elektriciteits- en warmteopbrengsten. Goed ondernemerschap gelinkt aan de huidige context van definitief vastgelegde bandingfactoren, leidt ertoe dat iedere installatiebeheerder deze elementen als een geheel contracteert en indekt zodat ze “installatiegebonden” wordt. Bij een jaarlijkse actualisatie, dreigt deze correlatie verloren te gaan, hoewel deze correlatie fundamenteel was op het moment van de investeringsbeslissing en het afsluiten van contracten.
- Vertrekkende van de – bij aanvang van het project – vastgelegde steun heeft iedere installatiebeheerder individueel beslist hoe om te gaan met resterende investeringsrisico’s. Een aftopping van de bandingfactor impliceert immers dat de toegekende steun onvoldoende was om de door het VEKA berekende onrendabele top te compenseren. Iedere installatiebeheerder besliste individueel hoe hiermee om te gaan. Een eventuele actualisatie dient bijgevolg ook best individueel per installatie te gebeuren.
- De historische aftopping van de bandingfactoren (maximum) creëert bijkomend een asymmetrische logica en verhoogt het projectrisico: meevallers worden afgeroomd, maar tegenvallers worden niet gecompenseerd. Stel dat een systeem van jaarlijkse herziening rechtsgeldig zou zijn, dan dient de aanpassing zowel in de plus als in de min aanwezig te zijn. Dit laatste impliceert dat de maximale bandingfactor zou dienen te verdwijnen. Het inroepen van de veranderende realiteit om het systeem aan te passen, kan niet enkel worden gebruikt om installaties te penaliseren.
- Het aantal vrijheidsgraden van de actualisatie – zoals omschreven in het ontwerpdecreet – lijkt beperkt tot de actualisatie van enkele energie-gerelateerde parameterwaarden (zie bovenstaand fragment uit het ontwerpdecreet) en dreigt hierdoor andere evoluties te negeren. Zo zijn er bijvoorbeeld in de huidige economische context echter ook heel wat overige (operationele) kosten die een sterke stijging kennen en dus – bij het toepassen van een eventuele actualisatie – ook zouden moeten worden opgenomen in de methodologie (bijvoorbeeld personeelskosten, onderdelen, wisselstukken, chemicaliën, etc.). Stel dat inbreken op afspraken uit het verleden rechtsgeldig zou zijn, omwille van het inroepen van het argument van een veranderende realiteit, dan dient de veranderende realiteit ook meegenomen te worden in deze berekeningen. De veranderende realiteit heeft zijn weerslag op verschillende en vele parameters en deze zijn specifiek per installatie. Enkel een volledige analyse op maat van de installatie is correct en in overeenstemming met de veranderende realiteit. Werken met gemiddelden per categorie of gemiddelden van een sector betekent een foutieve weergave van de veranderende realiteit en kan aanleiding geven tot het inhouden van certificaten op basis van een verkeerde analyse.
- Het OT-model is niet opgezet als dynamisch model, noch als model dat de capaciteit heeft om een nacalculatie van de realiteit te doen voor WKK installaties. Dit model is dan ook niet geschikt om voor WKK-installaties jaarlijkse aanpassingen te berekenen, dit omdat een installatie operationeel houden, gebeurt op basis van dynamische parameters. Ter voorbeeld: biomassa installaties hebben een aantal dynamieken die met een statisch model heel moeilijk op te vangen zijn; zijnde (i) fluctuerende brandstofkosten wegens de biomassamarkt die onderhevig is aan evoluties binnen Europa, (ii) evoluerende milieuwetgeving met vaak zware investering tot gevolg (bijv. rookgaswassing), (iii) intensieve personeelskost (6 ploegen van 3 mensen in een 24/7 systeem), (iv) significante onderhoudskosten wegens slijtage door de biomassa, etc.
- Als de inschatting van de toekomstige inkomsten te positief ingeschat worden, dan zullen er in het heden certificaten worden ingehouden op basis van assumpties die zich mogelijk niet/nooit gaan voordoen. De installaties gaan er dan ook van uit dat de certificaten bij een opnieuw veranderende realiteit in de toekomst (en dus veranderende parameters) alsnog uitgekeerd worden.
We blijven, samen met onder meer Biogas-E en ODE, de vinger aan de pols houden om onze bezorgdheden op de radar te houden van de beleidsmakers.
Indien u zich wenst te verdiepen in deze materie, vindt u hieronder alvast enkele nuttige bronnen:
- Bijlage III/1 van het Energiebesluit: ‘Berekeningswijze onrendabele top voor groene stroom voor projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 die vallen in de representatieve projectcategorieën’ (link)
- Bijlage III/2 van het Energiebesluit: ‘Berekeningswijze onrendabele top voor warmtekrachtkoppeling voor projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 die vallen in de representatieve projectcategorieën’ (link)
- Bijlage III/3 van het Energiebesluit: ‘Berekeningswijze onrendabele top voor relevante technologieën en projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 binnen niet-representatieve project-categorieën’ (link)
- De gebruikte parameters in de berekening van de onrendabele top voor nieuwe of ingrijpend gewijzigde installatie kan u telkens terugvinden in het ‘definitief evaluatierapport certificatensteun – deel 1’ dat het VEKA minstens 1 maal per jaar publiceert. Hierin kan u ook bijkomende informatie terugvinden over de bepaling van de verschillende parameterwaardes (link)
- Het VEKA stelt overigens ook een berekeningstool ter beschikking (excel) waarmee u zelf de onrendabele top kan gaan berekenen op basis van de verschillende parameterwaarden (link)
We willen onze leden tenslotte erop wijzen dat het VEKA met de marktbevraging handelt binnen haar bevoegdheden en dat zo waarheidsgetrouw geantwoord moet worden. Zoals hierboven vermeld, lijkt het ons echter uiterst belangrijk om de koppeling van verschillende informatieve documenten duidelijk te benadrukken. We vrezen immers dat de inschatting van brandstofkosten onafhankelijk van de opbrengsten uit elektriciteit en warmte zal geschieden.
Eventuele vragen mag u ook steeds richten tot beleid@cogenvlaanderen.be.
Met vriendelijke groeten,
COGEN Vlaanderen